bord Schilderswerkplaats
Uiterlijk vertoon met vaste hand
Tegenwoordig worden treinen in stofvrije ruimtes gespoten en bestickerd. Dat was honderd jaar geleden wel anders. Toen waren spoorwegwerkplaatsen voorzien van grote schildershallen. Al het rollend materieel – zowel rijtuigen als locomotieven – werd met de hand geschuurd, geplamuurd en geschilderd. De spoorwegmaatschappijen hechtten veel waarde aan uiterlijk vertoon. Dus het materieel moest door schilders worden voorzien van fraaie opschriften, biezen en versierselen. Een tijdrovende klus waar veel manuren in gingen zitten.
Tot en met de jaren ’50 werden rijtuigen en goederenwagens vaak uit het relatief goedkope vurenhout opgetrokken. Om in de interieurs van luxe rijtuigen toch de indruk te wekken dat er duurdere houtsoorten waren gebruikt werd er een speciale schilderstechniek toegepast. Op een gladde grondlaag werd een dunne transparante verflaag aangebracht waarin de schilders nerven, vlammen en patronen namaakten met een kam, veer of penseel. Dit zogenaamde houten toverde het vurenhout om tot eiken, ebbenhout, palissander, ceder, wortelnoten of mahonie. Deze techniek is hier ook in een aantal voertuigen terug te zien.
Bij Museum Buurtspoorweg gaat het schilderen tegenwoordig nog altijd met de hand. Laag voor laag wordt de lak spiegelglad aangebracht. En als puntje op de i worden met een penseeltje de opschriften en beletteringen gezet. Een nauwgezet klusje voor mensen met jarenlange ervaring en een vaste hand.