bord Wismar T1 railbus
Markante verschijning bespaarde geld en tijd
We schrijven de crisisjaren rond 1930. Het reizigersvervoer per spoor loopt terug. Vooral de kleine lokaal- spoorwegen hebben het moeilijk. De klassieke stoomlocomotief begint terrein te verliezen, ten koste van een nieuw openbaar vervoersmiddel: de autobus. Deze is een stuk goedkoper in het gebruik, want één bus- chauffeur doet het werk van de machinist, stoker en conducteur samen. En een autobus is vaak sneller en comfortabeler bovendien. Een ritje met de stoomtrein op een lokaalspoorweg kan lang duren als er op ver- schillende stations goederenwagens gekoppeld moeten worden. Om de concurrentie met de autobus aan te gaan vragen de Duitse spoorwegen daarom begin jaren ’30 diverse fabrikanten om een goedkoop alternatief voor de stoomlocomotief te bedenken. De railbus wordt geboren.
Deze railbus is ontwikkeld door de Triebwagen- und Waggonfabrik Wismar AG. Deze fabrikant bouwde in die tijd lichte, twee-assige railbussen waarin onderdelen uit de automobielindustrie werden gebruikt.
Zo beschikt deze Wismar T1 over twee Ford vrachtwagen-benzinemotoren. Aan elke kant van de railbus eentje, om voor- en achteruit te kunnen rijden. Het resultaat was een eigenzinnige verschijning die in de volksmond liefkozende namen als Varkenssnuitje meekreeg. Deze Wismar T1 heeft gereden op het traject Delmenhorst – Harpstedt bij Bremen, maar een vergelijkbare railbus verbond tot en met de jaren ‘50 station Enschede Zuid met Ahaus en Alstätte in Duitsland.
Tussen 2002 en 2014 is deze Wismar T1 compleet binnenstebuiten gekeerd en gerestaureerd. Sindsdien is het een van de kroonjuwelen van Museum Buurtspoorweg die op bijzondere dagen voor een ritje uit de loods wordt gehaald.