bord Smederij
Plek voor ruig maar onmisbaar werk
Grote spoorwegbedrijven hadden vroeger eigen werkplaatsen waar het rollend materieel werd onderhouden en gerepareerd. Een vast onderdeel daarvan was de smederij, met als centrale middelpunt een groot smidsvuur. Hierin werden metalen objecten gloeiend heet gemaakt, om daarna op een zwaar aambeeld met hamers en machines bewerkt te worden. Het vuur werd met behulp van een blaasbalg of een ventilator aangejaagd.
Het smeden van metaal kende diverse bewerkingen zoals stuiken, buigen, wellen, ponsen, rekken en splijten. Ook kon vloeibaar ijzer in een bepaalde vorm worden gegoten. Als een bepaald object de gewenste vorm had gekregen dan werd het in een bak water afgekoeld. Ruig werk en niet zonder gevaar. De grote smeedhamers veroorzaakten een hels lawaai. Menig werknemer moet een gehoorbeschadiging hebben opgelopen.
Een belangrijk en arbeidsintensief proces was het klinken. Bij deze techniek werden in twee over elkaar heen liggende stalen platen of profielen gaten geboord. In dit gat werd een klinknagel gestoken: een stalen pen met aan één zijde een kop. De pen werd roodgloeiend verhit waarna de andere – tot dan toe koploze – zijde met de hand of zwaar pneumatisch gereedschap werd platgeslagen tot een ronde kop. Door het afkoelen kromp de klinknagel, en trok daarmee de beide metalen delen nog eens extra strak tegen elkaar.